Waar hoort de komma in Lukas 23:43?

"En Hij zei tot hem : Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn." — Lukas 23:43, NBG

Introductie

Onderstaand betoog werd geschreven als antwoord in een discussie over Lukas 23:43. De Nieuwe Wereld Vertaling plaatst de komma na het woord "heden", omdat in de visie van het Wachttoren Genootschap de ziel na de dood niet voortbestaat, en Jezus dus niet bedoeld kan hebben dat de misdadiger die naast Hem hing terstond naar de hemel zou gaan. Deze weergave wordt in dit betoog weerlegd.
De oorspronkelijke vragen en stellingen zijn gekleurd en cursief weergegeven.


INLEIDING
I SYNTACTISCHE / SEMANTISCHE ARGUMENTEN
II PRECEDENTEN IN DE SEPTUAGINTA (LXX)
III. (CULTUUR-)HISTORISCHE ASPECTEN
IV. BIJBELSE CONTEXT
V. OVERIGE REDENEN
CONCLUSIE

INLEIDING

Object : Lukas 23:43 - "kai eipen auto Amen soi lego semeron met' emou ese en to paradeiso" (Westcott & Hort)

Probleemstelling : Manuscripten van de Griekse grondtekst kennen geen interpunctie. Wat is de meest waarschijnlijke plaats van komma, die in dit geval essentieel is voor de betekenis?

  • mogelijkheid 1 : "Amen soi lego, semeron ..." (komma na "lego", weergave bv NBG)
  • mogelijkheid 2 : "Amen soi lego semeron, ..." (komma na "semeron", weergave Nieuwe Wereld Vertaling - Jehovah's Getuigen)

Inherent aan de probleemstelling is het gewicht van de voor de NWV-weergave van Lukas 23:43 aangevoerde argumenten* [*zullen tijdens bespreking genoemd worden].

Het ideale geval zou zijn manuscripten die of : "Amen soi lego hoti ..." of "Amen soi lego semeron hoti ..." lezen, hiermee zou elke onduidelijkheid zijn opgelost. Aangezien geen van beide opties vooralsnog onomstotelijk aan te tonen zijn* [*hier wil ik straks nog op ingaan] zijn er andere methoden nodig om hierin te kunnen beslissen.

I SYNTACTISCHE / SEMANTISCHE ARGUMENTEN

I a) "Amen lego humin/soi"

In de evangelieën komt de door Jezus gebruikte uitdrukking "Amen lego humin/soi..." meer dan 70 keer voor. Frequent voorkomende variaties zijn: "Amen lego humin (hoti)...", "Amen lego soi (hoti)...", "Amen soi lego ...", enkele malen komt "Amen char lego humin (hoti)..." ("want voorwaar ik zeg u (dat)...") voor, en incidenteel tenslotte een enkele iets andere variatie.

Elk van de voorkomende instanties zonder "hoti" wordt in de NWV consequent (om onbekende reden met uitzondering van Mattheus 5:26) vertaalt met "voorwaar ik zeg u: ...", dus met hetgene dat gezegd wordt direkt achter de uitdrukking zelf, hetgeen eveneens consequent wordt aangegeven met een dubbele punt ( : ). De gevallen waarin "hoti" voorkomt, worden in de NWV afwisselend met "Voorwaar ik zeg u dat ..." en "Voorwaar ik zeg u: ..." weergegeven.

Uitzondering op bovenstaande is in de NWV dus Lukas 23:43 - "amen soi lego ...". Hoewel men naar analogie van alle bovenstaande gevallen ook hier "voorwaar ik zeg u: ..." zou kunnen verwachten, schuift de NWV de komma een positie naar rechts, om zo het volgende woord "semeron" -heden, bij het voorgaande te betrekken.

Aangezien het duidelijk zal zijn dat de woorden "amen soi lego ...", of een variant (inclusief andere woordvolgorde) dit niet noodzakelijk maken, getuige de weergave van de overige gevallen in de NWV, moeten er dus blijkbaar andere factoren een rol spelen. Een eerste factor meent men te vinden in het gebruik of juist afwezigheid van het woord "hoti".

I b) Gebruik van "hoti" & Ipsimma verba

Ter verdediging van de NWV weergave werd het volgende argument uit een appendix van The Companion Bible aangehaald:

“Het werkwoord “zeggen”, wanneer het wordt gevolgd door het woord 'hoti' introduceert het ipsissima verba over wat is gezegd; en komt overeen met onze aanhalingstekens. Hier (in Lukas 23:43), waar het woord 'hoti' = “dat” niet aanwezig is, kan er twijfel zijn daar de feitelijke woorden zijn inbegrepen in de onzelfstandige bijzin. Maar die twijfel kan worden weggenomen (1) door het algemene Hebreeuwse idioom “Ik zeg u heden”, wat telkens wordt gebruikt voor plechtige woorden...alsook (2) door het opmerkenswaardige gebruik in andere passages waar het werkwoord is gekoppeld aan het Griekse 'semeron' = heden.” (ipsissima verba is zoiets als “de eigenlijke woorden van de spreker”)

Indien dit citaat wil suggereren dat "hoti" een onmisbaar onderdeel is om het equivalent van onze aanhalingstekens te vormen, dan is dat direkt te weerleggen door de weergave van de NWV zelf, waarin zowel instanties met als zonder "hoti" zonder bezwaar vertaald worden als "ik zeg u : ..." (met de dubbele punt direkt volgend dus) Als dit niet de suggestie is die gedaan wordt, dan is het argument dus feitelijk leeg, afgezien dat het duidelijk maakt dat er twijfel onstaat door het ontbreken van "hoti", maar dat hadden we inmiddels al door.

Tweede bezwaar tegen de aangehaalde bewering is dat nergens uit de bijbel blijkt dat er een algemeen Hebreeuws idioom "ik zeg u heden" bestaat voor plechtige woorden. Als dit het geval zou zijn, zouden we het tenminste verscheidene malen moeten tegenkomen, in meerdere bijbelboeken, als het zo "algemeen" is. Feit is echter, dat we het in de vertaling eigenlijk geen enkele andere instantie van "ik zeg u heden..." tegenkomen. Maar wat meer is, in de Griekse vertaling van de Hebreeuwse geschriften, de Septuaginta (LXX), komt "lego semeron" (of een variant daarvan), wat de letterlijke Grieke vertaling van een Hebreeuws idioom dat "ik zeg u heden" betekent, totaal niet voor. (Een van de argumenten voor de weergave "ik zeg u heden : ..." was een vermeende analogie met de LXX, en dan met name vele verzen in Deuteronomium. Hier zal ik later een apart paragraafje aan wijden, zodat er in iets meer detail op ingegaan kan worden.)

Het enige dat hier dan nog een geldig argument zou kunnen zijn is het vermeend "opmerkenswaardige gebruik in andere passages waar het werkwoord is gekoppeld aan het Griekse 'semeron'"

I c) Gebruik van "hoti", "semeron"

Het vervolg van het argument was :

"Met ‘hoti’: Markus 14:30: “Voorwaar ik zeg ik, dat (hoti) 'heden...zult gij mij drie maal verloochenen”; Lukas 4:21: “En hij begon tegen hen te zeggen, dat (hoti) 'Heden is deze schriftplaats die gij hebt gehoord vervuld.” Lukas 5:26: “Zeggende (hoti=dat), “We hebben vreemde dingen gezien vandaag.” Lukas 19:9: “Jezus zei tot hem dat (hoti), 'Deze dag is redding tot dit huis gekomen.'” Voor de andere voorbeelden van het werkwoord “zeggen” gevolgd door 'hoti', maar niet verbonden aan 'semeron' (heden, vandaag), zie Matth. 14:26; 16:18; 21:3; 26:34; 27:47; Mark. 1:40; 6:14, 15, 18, 35; 9:26; 14:25; Luk. 4:24, 41; 15:27; 17:10; 19:7. Je ziet dat Lukas het woord “heden” wel degelijk scheidde van de voorgaande uitspraak wanneer het daar niet bijhoorde. Waarom zou hij dat in Lukas 23:43 dan niet hebben gedaan?

Zonder ‘hoti’: In het andere geval, wanneer het woord 'hoti' niet aanwezig is, moet het woord “heden” uit de context worden opgemaakt. Lukas 22:24: “En Hij zei, 'Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden geenzins drie maal kraaien voordat gij drie maal zal ontkennen dat gij Mij kent.” Hier is het woord “heden” verbonden met het werkwoord “kraaien”, omdat de context dat vereist. Vergelijk Hebreeën 4:7. Hetzelfde is het geval in Lukas 23:43: “En Jezus zei tot hem, 'Voorwaar ik zeg u heden [of deze dag, waarop ze bijna zouden sterven, maar waarop de man zo'n groot geloof in het komende koninkrijk van de Messias ten uitdrukking bracht en zodoende in de opstanding van de Heer om Koning te worden - nu, onder zulke ernstige omstandigheden] gij zult, met Mij, in het Paradijs zijn.'” Daar, wanneer de Messias zal regeren, Zijn Koninkrijk het beloofde land in een Paradijs zal veranderen."

i) Zoals blijkt uit het door elkaar gebruik van "amen lego humin" en "amen lego humin hoti, is er een zekere, zo niet grote, mate van vrijheid in het weergeven van de zelfde gedachte. Zoals al blijkt uit het beperkte aantal voorbeelden uit Lukas, is de woordvolgorde behoorlijk vrij. Lukas is dus niet gebonden aan het woord "hoti" om scheiding te maken, noch bij "lego humin", noch bij "semeron", hetgeen blijkt uit de contextuele voorbeelden die je zelf aanhaalt.

Hoewel de LXX nog aan de beurt komt, wil ik er toch hier al op wijzen dat ook in dit geval er geen rechten aan de LXX ontleend kunnen worden, omdat daar ook regelmatig na uitdrukkingen met "semeron" alsnog "hoti" te vinden is. Dit toont nogmaals duidelijk aan dat er variatie bestaat, en dat "semeron" als zodanig geen bijzondere kracht in een zin heeft, als zou het in staat zijn woordvolgordes te veranderen, begeleidende woorden vereisen of anderszins een modicerende functie in een zin heeft die het noodzakelijk zou maken dit woord anders te behandelen als alle andere woorden die in alle andere gevallen van instanties van "(amen) lego humin...) voorkomen. Geen uitzonderingspositie voor Lukas 23:43 vanwege "semeron" dus, noch op grammatikale gronden, noch op grond van precedenten in vergelijkend materiaal.

ii) Tegen de voorbeelden van vormen van "zeggen" gevolgd door "hoti" kunnen eenvoudig instanties zonder "hoti" gezet worden, bv Matt 5:26, 19:24, Mark 2:11, Luk 5:24. Dit bewijst dus enkel, zoals ik boven al aangaf, dat er variatie mogelijk was, zelfs voor Lukas. Dus dit is nauwelijks een argument voor of tegen het een of ander.

Omdat de LXX hier al enkele keren genoemd is, zal ik hier nu aandacht aan besteden.

II PRECEDENTEN IN DE SEPTUAGINTA (LXX)

De stelling over de LXX hield in :

"Daarbij komt nog dat deze uitspraak volledig in harmonie zou zijn met de gebruikelijke uitspraken die in het OT voorkomen. Kijk eens naar voorbeelden in Deut. 4:39, 40; 4:1; 6:6; 7:11; 8:1, 11, 19; 9:3; 10:13; 11:2, 8, 13, 26, 27, 28, 32, enzenz) En er kunnen er nog meer worden aangehaald. Al deze voorbeelden uit de LXX moet duidelijk begrepen worden door 'semeron', “heden”, te koppelen met de voorgaande uitdrukking om op die manier de geloofwaardigheid en belangrijkheid te benadrukken. Het woord “heden” slaat dus op de tijd waarop deze woorden werden gesproken. De toehoorders van Jezus waren dus ongetwijfeld bekend met deze uitdrukking en zullen het dus niet zo’n onzin hebben gevonden zoals jij het doet voorkomen.In het boek Deuteronomium staan 40 voorbeelden van uitdrukkingen of geboden met het woord “heden” en zeker 33 zijn gelijk aan het gebruik van het woord “heden” in Lukas 23:43.

Je gaf in je antwoord zelf trouwens al aan dat Lukas 23:43 wel degelijk een speciaal geval is. Je zei: “Sterker nog, in geen van de andere gevallen komt "semeron" uberhaupt voor.” Precies! Alleen in Lukas 23:43 wordt deze uitspraak gebruikt direct in combinatie met ‘semeron’. Uit de LXX blijkt dat dit in geen geval een vreemde zin zou zijn geweest, sterker nog, het gebruik van ‘semeron’ in de LXX bewijst dat het een zeer gebruikelijk uitspraak was, waarbij het woord heden op de tijd sloeg waarop de uitspraak werd gedaan. Dit was een duidelijk Hebreeuws idioom. Lukas 23:43 neemt in dat rijtje plaats door het woord ‘heden’ te laten slaan op de tijd van de uitspraak die Jezus deed om zo de plechtigheid en waardigheid (waar dat idioom voor bedoeld was) aan te geven en niet om de tijd van de vervulling van die belofte aan te geven."

Zoals ik boven al aantoonde, kan uit de bijbel niet worden aangetoond dat "ik zeg u heden..." een algemeen Hebreeuws idioom was. Dit kan zonder al te veel bezwaren worden uitgebreid naar de stelling dat er überhaupt geen algemeen idioom is aan te tonen waarin "semeron" belangrijk zou zijn. Eerder zei ik al : 'Als dit het geval zou zijn, zouden we het tenminste verscheidene malen moeten tegenkomen, in meerdere bijbelboeken, als het zo "algemeen" is.' Je gaf zelf al aan dat in het boek Deuteronomium zo'n 40 voorbeelden voorkomen waar staat : "het gebod [voorschrift etc.] dat ik u heden gebied..." (of een variant daarvan).

Het feit dat we dit idioom alleen in Deuteronomium tegenkomen, en daarin met zo'n hoge frequentie, geeft al aan dat dit, in plaats van een algemeen idioom, juist een bijzonder geval moet zijn. Vanwege de vrijwel continue verbinding van "heden" met het "gegeven gebod", moet de conclusie zijn dat de nadruk hier in geen geval ligt op het heden, - "semeron", maar dat de nadruk ligt op het heden gegeven gebod. Het is een voortdurende referentie aan dat gebod, of die geboden, met nadruk steeds "de geboden van heden" genoemd, niet geheel onwaarschijnlijk om onderscheid te maken met andere reeds gegeven geboden. Dit geeft dus geen enkele aanleiding om hier een "algemeen idioom" met betrekking tot "semeron" in te lezen. Als er al zoiets zou zijn, dan zou het een verbinding van "heden" en "gebieden" zijn, en mag dit nog niet geëxtrapoleerd worden naar andere werkwoorden. Het vermeende plechtige, indien al aanwezig, in deze gevallen komt niet voort uit het gebruik van "heden", maar uit de referentie aan het "gebod dat [ik] gebied". Dat Jezus plechtiger zou willen klinken richting de misdadiger naast hem is pure speculatie. Waarom zou hij reden hebben om van zijn gebruikelijke uitdrukkingen af te wijken?

Als de LXX werkelijk maatgevend voor Lukas 23:43 zou zijn, dan zouden we op z'n minst door alle bijbelboeken tot aan Lukas meerdere gevallen moeten tegenkomen, en dat is dus niet zo. Feit is dat na een uitbarsting van gevallen van "het gebod dat ik u heden gebied" in Deuteronomium stil valt, en dan zou ineens in Lukas 23:43 -volgens de NWV- een geisoleerd geval van een niet aangetoond idioom moeten voorkomen? En dat terwijl de uitdrukking in kwestie zowel syntactisch als in wijze van schrijven identiek is aan meer dan 70 gevallen in de direkte omgeving? En toch moeten we teruggaan naar Deuteronomium om ongerelateerde tekstgedeelten een verklaring te laten geven voor een tekstgedeelte waar we dichter bij huis de oplossing voor het oprapen hebben? Is dat verantwoord vertalen?

III. (CULTUUR-)HISTORISCHE ASPECTEN

Het is voor de hand liggend dat Jezus' woorden aansloten bij de belevingswereld van de misdadiger naast hem. Jezus zou de term "paradijs" niet zonder meer gebruiken als de man geen notie had van wat het eigenlijk inhield.

Had de term "paradeisos" via de Septuaginta (LXX) oorspronkelijk enkel de referentie aan de hof van Eden van weleer, en van uit die betekenis eveneens in een figuurlijke zin voor elke "paradijselijke" toestand, inclusief de verblijfplaats van de rechtvaardigen na de dood, via allerlei tradities vormde zich in de apocriefe en pseudepigrafische geschriften spirituele en symbolische betekenis als een plaats van vreugde in tegenstelling tot Gehenna (de Joodse kijk op Gehenna is overigens niet die van sommige Christelijke stromingen). Feit is dat de verschillende bronnen eigenlijk maar weinig eensluidend zijn, en dat er veel uiteenlopende visies waren, waarbij echter het voortbestaan van de ziel voor de meesten (niet allen) een duidelijke zaak was.

Het voortbestaan van de ziel wordt beschreven met termen als "Gan Eden" - Paradijs of het hemelse Eden, "Gehenna" - een soort van voorportaal van de hemel, of "Olam Haba" - de komende wereld. Onderdeel van de opvattingen was een scheiding van de goeden en slechten direkt na de dood met hun respectievelijke beloning. Met name in "De Wijsheden van Salomo" zijn hier verwijzingen naar te vinden, en ook Josephus refereert er aan.

De notie van "paradijs" zoals die uit de vele uiteenlopende Joodse tradities is te distilleren wijkt niettemin in grote lijnen af van de huidige notie van de term "paradijs" zoals die in de Wachttoren-theologie bestaat in de vorm van een toekomstig paradijs op aarde, dat pas zal volgen na een tijd van non-existence voor "de ziel". Het grootste verschil ligt dus in het voortbestaan van de ziel na de dood die direkt naar allerlei plaatsen kan begeven waaronder "het paradijs", geen toekomstig toestand, maar een direct na de dood in te gane plaats.

Het is aannemelijk dat de misdadiger dit populaire concept van "paradijs" voor ogen had naar aanleiding van Jezus' woorden, en dat de term "heden" in dit verband enkel aansloten bij zijn besef dat direkt na de dood een beloning zou volgen. Met andere woorden : hoewel hij misdaden had begaan, was de verwijzing naar het "paradijs dat nog heden zou volgen" genoeg verzekering van de vergeving van zijn zonden, omdat dit in de populaire opvatting dus vaak gelijkgesteld werd met de plaats waar de rechtvaardigen na hun dood heen zouden gaan, het was voor Jezus niet nodig ook nog eens de notie van "het paradijs" die de misdadiger had nog eens te gaan bijschaven.

(Ik ben me ervan bewust dat dit slechts een summier en zeker niet compleet overzicht van de Joodse tradities is -hoe zou dat ook kunnen- maar het zou een studie op zichzelf worden om dit verder uit te diepen, en dat wordt echt te lang.)

IV. BIJBELSE CONTEXT

Over het bijbelse aspect werd gezegd:

"Juist omdat jij denkt aan het hemels Paradijs, is het overduidelijk dat je in de knoei komt met de context wanneer je de tekst vertaalt zoals jij er de voorkeur aan geeft. Jezus ging niet naar de hemel. Dat wordt expliciet gezegd in handelingen. Hij steeg pas na 40 dagen naar de hemel op. Dat betekent dus dat hij gedurende die 40 dagen niet in de hemel was. Na zij opstanding zegt Jezus nota bene zelf: Ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Loog Jezus hier tegen Maria Magdalene en was hij stiekum toch al even in de hemel geweest om zijn belofte aan de boosdoener na te komen? Dat zou ook jij je niet kunnen voorstellen. Dus je argumenten: “maar dat zegt niets over waar Hij in de tussentijd allemaal geweest is of wat hij gedaan heeft” en “Ik kan mede aan de hand hiervan dus heel goed leven met de uitleg dat Jezus weldegelijk direkt naar de hemel is gegaan, maar dat hij daar niet al die tijd gebleven is” worden hier door Jezus zelf weerlegd."

Ten eerste zou ik je eerste statement kunnen omdraaien : omdat het NWV van het pre-conceived idee uitgaat dat het paradijs nog niet heden kan zijn, moet men een andere oplossing zoeken, omdat "heden" anders erg in de weg zit van dit idee. Mij van een zekere vooringenomenheid verdenken is dus geen argument, dat wordt natuurlijk direkt gekaatst.

Vervolgens zal duidelijk zijn dat het verslag van de hemelvaart het definitieve "lichamelijke" afscheid van Jezus is, en zichtbaar voor de discipelen. Dit betekent dus niet automatisch dat hij gedurende die 40 dagen niet in de hemel geweest kan zijn. Het ontbreken van het positief ("hij is daar geweest") houdt niet automatisch de bevestiging van het negatief ("hij is daar niet geweest") in.

Jezus zegt inderdaad dat hij nog niet naar de Vader is opgestegen, maar dat houdt wederom niet automatisch in dat Hij niet in de hemel geweest kan zijn. Zonder gelijk te willen filosoferen over de aard van wat populair en in een adem doorgaans "de hemel" genoemd wordt, wil ik nogmaals refereren aan 2 Korinthiërs 12, waar Paulus beschrijft dat hij "weggevoerd werd tot in de derde hemel" en "dat hij weggevoerd werd naar het paradijs...". Niet alleen blijkt er een soort geleding in de hemel te bestaan, tevens plaatst hij blijkbaar "het paradijs" waar hij was eveneens in de hemel. Paulus weet niet zeker of het in het lichaam was of niet, maar beide opties zijn dus zelfs open. Jezus loog dus niet tegen Maria Magdalena, "opvaren naar de Vader" is niet zonder meer synoniem voor "opvaren naar de hemel". Is God dan niet in de hele hemel? Ja, in zekere zin uiteraard wel, net zo als Hij in de opvatting van een alomtegenwoordige God op de hele aarde aanwezig is, maar "opvaren naar de Vader" zou ik eerder zo willen interpreteren als "naar de plaats gaan waar de Vader is", dat wil zeggen, de troon van God om bij Hem te zijn "van aangezicht tot aangezicht". In Johannes 14:2 zegt Jezus : "in het huis van mijn Vader zijn vele woningen.." etc. Zonder weer te willen speculeren, is er dus blijkbaar weldegelijk onderscheid te maken tussen de verscheidene gedeelten van de hemel, en of dat in ruimtelijke zin of geestelijk zin of iets anders is, dat lijkt me even niet relevant.

Dat Jezus in een bepaald bijzondere verhouding tot "de hemel" stond, blijkt tenslotte wel uit de woorden van Mattheus 28:19 : "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". Dit was nog voor de hemelvaart, maar niettemin had Jezus alle macht in de hemel ook al. Er is dus veel meer in Jezus' connectie met "de hemel" dan een al dan niet "fysieke" aanwezigheid.

Vanwege bovenstaande gegevens zie ik dus geen reden om mijn eerdere conclusies dat Jezus weldegelijk direkt naar de hemel gegaan kan zijn, maar dat hij daar niet al die tijd gebleven is, en dat Hij in de tussentijd overal gegaan en gestaan kan hebben, bij te stellen.

V. OVERIGE REDENEN

i) Over het "logische aspect" van zeggen dat je iets nu zegt hebben we het al gehad, waarbij duidelijk is dat jij minder waarde hecht aan dat argument als ik. Gekoppeld aan mijn argumenten tegen een vermeend precedent in de Septuaginta en het vanwege het gebruikelijk patroon van Jezus' woorden zie ik echter geen grond om dit standpunt te herzien.

ii) In de inleiding zei ik al : "Het ideale geval zou zijn manuscripten die of : "Amen soi lego hoti ...: of "Amen soi lego semeron hoti ..." lezen , hiermee zou elke onduidelijkheid zijn opgelost."

In de Textus Receptus, de meest gangbare versie van de grondtekst, samengesteld uit de overeenstemming van de meeste manuscripten, alsmede zgn. minority texts (samengesteld uit ander bronmateriaal) komt iets dergelijks dus niet voor, vandaar dat het door de eeuwen de in de huidige vorm van de grondtekst geaccepteerd is. Dat wil echter niet zeggen dat er geen alternatieve lezingen van deze tekst bestaan.

In een commentaar van een zeker John Gill is te vinden:

"(...)Moreover, in one of Beza's exemplars it is read, "I say unto thee, (oti shmeron) that today thou shalt be with me"… and so the Persic and Ethiopic versions seem to read ..."

Deze bewering zelf dient natuurlijk niet als bewijs, maar is wel interessant omdat het de suggestie doet dat in bepaalde bronnen de voor "amen soi lego hoti semeron..." voor schijnt te komen. Deze bronnen zelf kon ik zo snel niet lokaliseren, wat echter wel te vinden is, en zogezegd "common knowledge" is, is de tekst zoals die in de Codex Bezae (symbool D, een manuscript uit de 5e of 6e eeuw dat het grootste gedeelte van de evangelieën en Handelingen in het Grieks en Latijn bevat) te vinden is.

Hierin staat voor vers 43 van Lukas 23 :

"Apokritheis de o Iesous eipen auto to eplessonti tharsei semeron met emou ese en to paradeiso"
["Jezus antwoordde hem echter berispende : Hebt goede moed! (tharsei) heden zult u met mij in het paradijs zijn"[

Het feit dat de vaste uitdrukking "tharsei" ("Hebt goede moed!" of iets van die strekking) voorafgaat aan "semeron" haalt effectief de speculatie onderuit dat "semeron" bij het eerste gedeelte, dus bij het moment dat het gezegd wordt, van een constructie gevoegd moet worden. In zekere mate is de tekst van deze codex een paraphrase van de meer gangbare versies in andere manuscripten, maar hier wordt wel expliciet duidelijk wat de gedachte die in deze woorden lag opgesloten was : het "heden" heeft betrekking op het "in het paradijs zijn".

De Codex Bezae dus.

CONCLUSIE

Ik claim niet de absolute waarheid te hebben in deze kwestie, en zal op bepaalde punten zeer goed mogelijk onvolledig kunnen zijn, de voortgaande disuccsies tussen voor- en tegenstanders bewijst dat dit rijke materie is waarin wel altijd controverse zal blijven bestaan, maar gezien dit overzicht van naar eer en geweten onderzocht, samengesteld en beargumenteerd materiaal zal het duidelijk zijn dat ik mijn mening tamelijk goed kan onderbouwen, en dus geen reden heb om mijn standpunt te herzien.

En uiteraard ben je vrij om van jouw kant precies hetzelfde te doen, en tot een andere conclusie te komen.

Hartelijke groeten,

 

Gerelateerd