"Bevrijd van de Collectieve Paus" — Het verhaal van Joop

Als puber van vijftien jaar kwam ik in contact met Jehovah's Getuigen. Ik was opgegroeid in een Gereformeerd gezin, mijn ouders waren liberale Gereformeerden voor wie het geloof meer dan een theoretisch concept was. In de 2e Wereldoorlog bijvoorbeeld hadden ze drie joodse kinderen in ‘onderduik’. Ze hebben alle drie de oorlog overleefd en hebben tot de dood van mijn ouders, contact met hen gehouden. De kerkgang vond ik beslist niet vervelend, ik hoefde nooit geprest te worden om mee te gaan. Toch was er iets wat ik me bij het ouder worden realiseerde. De hel! Hoe kon een liefdevolle God mensen voor eeuwig pijnigen omdat ze ongelovig waren? De bijbel maakte duidelijk dat God liefde was, hoe kon een liefdevolle God voor eeuwig mensen pijnigen? Die vraag, daar kwam ik niet uit, want in de bijbel werd wel gesproken over een eeuwig vuur.

Mijn ouders hadden een buurtwinkel, zo'n winkel met een toonbank waar je als klant zei wat je wilde hebben, zelfbedieningswinkels bestonden toen nog nauwelijks in Nederland. Op een bepaald moment was ik het onderwerp van gesprek, want ik was ziek, het zou wel een paar maanden duren. Mijn vader kwam hierover in gesprek met een klant die Jehovah's Getuige was. Nou, die had wel wat te lezen voor die zieke jongen. Diezelfde middag kreeg ik het boek: “God zij waarachtig[1] Dit boek was toen min of meer een standaardwerk van Jehovah's Getuigen. Voor mij was het een openbaring!!! Wat ik altijd al had gedacht klopte, de hel bestond niet, althans niet als een plaats van pijniging, het woord hel was gewoon een ander woord voor graf.

Voor mij vielen toen de puzzelstukjes op hun plaats en....dit zou wel eens het "Ware Geloof" kunnen zijn, want mensen die tot dit inzicht waren gekomen konden met hun Bijbeluitleg wel eens veel dichter bij de Bijbel staan dan de Gereformeerde kerk. Ik 'vrat' het boek, wat was dit mooi, nu snapte ik waar het eigenlijk om ging. De Drie-eenheid klopte ook al niet, hoewel ik dat niet zo belangrijk vond, maar een zuiver inzicht hierin was toch maar mooi meegenomen. Met de opvatting van de Getuigen over de Onsterfelijke Ziel had ik meer moeite. Weliswaar klopten de bijbelcitaten hierover met hun conclusies, maar gevoelsmatig had ik het er moeilijk mee. Er waren toch ook wel aanwijzingen in de Bijbel dat er wel een direct voortbestaan na de dood was. Maar goed, ze zouden wel gelijk hebben die Getuigen.

Nadat ik weer beter was ging ik voor de eerste keer naar de vergadering. Wat een lieve mensen waren dat! Iedereen kwam bij me en had belangstelling, er werd meteen een 'studie' met mij afgesproken. (toen besefte ik niet, wat ik later wel besefte, het was geen échte belangstelling en ook geen échte 'studie'). Na verloop van tijd ging ik mee in de 'velddienst'. Nu kon ik daadwerkelijk getuigen van Jehovah! In de gemeente waar ik als Getuige startte waren veel jongeren, dus ik was meteen deel van een vriendengroep. Daar leerde ik een broertje kennen die in een jeugdtehuis zat, zijn ouders waren vrij kort na elkaar overleden. Mijn ouders vonden het sneu dat zo’n jonge jongen in een tehuis zat dus .....kwam hij bij ons wonen. Nu hadden ze twéé Jehovah’s Getuigen in huis. Wel wat zuur dat in die grote gemeente niemand op het idee gekomen was die jonge broeder in huis te nemen, blijkbaar kon je dat beter aan Gereformeerde mensen overlaten.

Nadat ik klaar was met school ging ik niet verder. "Hoger" onderwijs was zinloos, het einde zou niet lang op zich laten wachten. Prediken, prediken, prediken, dat was de enige zinvolle bezigheid. Wanneer je jong en gezond was deed je dit niet zo nu en dan maar je ging pionieren. In die tijd hield dat in dat je honderd uren per maand van-huis-tot-huis ging. Van het Westen verhuisde ik naar Friesland want daar was de behoefte aan pioniers groter dan in het Westen. Gemoedelijk volk die Friezen en ook de eerste gemeente waar ik kwam was gemoedelijk. Geen gedoe in de gemeente, gewoon aardige mensen. Als snel kreeg ik daar een ambt. Niet omdat ik daar op uit was, dat ging 'vanzelf'. Een paar jaren heb ik daar gepionierd, leerde in die gemeente een meisje kennen waar ik mee getrouwd ben. We gingen naar een andere plaats in Friesland, dus ook naar een andere JG-gemeente. Dat was een koel bad! Er heerste geen warme sfeer, ik kan de sfeer daar beter omschrijven als 'juridisch'. Er werd op elkaar gelet op een negatieve manier. Als ik toen niet per toeval in een antiquariaat een boek van E.Stanley Jones was tegen gekomen, was ik misschien wel eerder afgehaakt als Getuige. Stanley Jones vulde aan wat ik in die gemeente erg miste en feitelijk altijd had gemist zonder me daar nog bewust van te zijn. Stanley Jones was een zendeling die o. a. in India werkte. Hij heeft o.a. gesprekken met Gandhi gehad. In zijn boeken kwam voor mij een belangrijk facet van het Christendom in beeld: ‘Kleur’ die het evangelie heeft. De Getuigen benaderen veel puur 'juridisch' in de geest van, 'als dit, dan dat'.Veel in het licht van de goede werken en de uiteindelijke beloning. Alsof geloven vooral een juridische kwestie tussen Schepper en schepsel is.”Bezoek alle vergaderingen, ga van huis tot huis, doe je nabezoeken, voed je kinderen als Getuigen op, dan……..komt de grote beloning in de vorm van eeuwig leven.” Door Stanley Jones zag ik duidelijker de kleur en vreugde van het christendom en het praktiseren ervan. (titel boek:”Christus op den berg”) In de loop van de jaren heb ik al zijn boeken in bezit gekregen.

Waar ik moeite mee begon te krijgen was de plaats van het zg. "Gezalfde Overblijfsel" Ik vond dat zij in de Wachttorenpublicaties vaak nogal opgeblazen over zichzelf deden. Ze leken wel een soort Paus! Omdat het een groep was leken zij wel een Collectieve Paus. Dat begon mij te irriteren. Zij leken wel belangrijke dan Jezus! Daar klopte iets niet! Omdat ik altijd al van lezen hield vooral over geschiedenis, ging ik mij verdiepen in de geschiedenis van Jehovah's Getuigen. Er was toen nog geen internet, dus dat was een hele klus! Een buitengewoon verhelderend boek was: "Millions Now Living Will Never Die" door Alan Rogerson.

Al zoekend kwam ik veel achtergrond-informatie tegen waardoor ik zag dat de theologie van het Wachttorengenootschap, om het eufemistisch te zeggen, niet erg stabiel was. Hun argument dat er steeds 'Nieuw licht' door Jehovah werd gegeven, waardoor ze steeds meer begrip van de Bijbel kregen, was natuurlijk gezwatel. Dat zag ik toen wel in. Het ging niet om méér begrip, om verdieping, wel nee, ze waren steeds aan het veranderen, veranderen, veranderen.

De hele riedel van 1975 heb ik van nabij meegemaakt. Mensen verkochten hun huis of zegden hun baan op om de 'laatste maanden' voor het einde te kunnen pionieren. Natuurlijk gebeurde er niets in 1975 en wat mij helemaal de zekerheid gaf dat het zg. "Overblijfsel, de Getrouwe slaaf etc." niet oprecht was, dat zij deden alsof de 'gewone Getuige' fout zat. Zij hadden te hoge verwachtingen gehad! De "Slaaf" schoof het van zich af, bah! Voor mij was dit een bevestiging van wat ik ontdekt had door de geschiedenis van de Getuigen te bestuderen. Waar het echt om ging was macht! Zij stelden zich tussen Jehovah en de mensheid. Alleen via de "Organisatie", lees via het "Overblijfsel, de Getrouwe Slaaf etc" was eeuwig leven mogelijk.

Langzamerhand heb ik me losgemaakt. De snelle en dappere weg was geweest een brief te schrijven waarin ik te kennen gaf geen Getuige meer te willen zijn. Om twee redenen heb ik dit niet gedaan. Ten eerste omdat ik dan uitgesloten werd en geen contact meer kon hebben met Getuigen die ik aardig vond en wederzijds. Ten tweede, omdat vooral één ouderling uit mijn gemeente al een paar keer had geprobeerd om mij uit te sluiten op grond van "opstandigheid." Ik was niet zo grootmoedig hem dit plezier te gunnen. Mijn opstandigheid bestond er uit dat ik me wel eens had laten ontvallen dat ik het "De beleidvolle slaafklasse" zag als een stel oude mannen die meer tijd hadden dan ik om de Bijbel te bestuderen, die vervolgens de resultaten van hun studie publiceerden, niets bijzonders dus. Een tweede punt van opstandigheid was dat ik, mijn in de vakantie gegroeide baard, liet staan. 'k Was nieuwsgierig hoe hierop gereageerd zou worden door de ouderlingen. Zij vonden dat ik me 'identificeerde' met de opstandige elementen in de 'wereld'. Dat ik hun er op wees dat in onze woonplaats, een klein stadje, politie-agenten met een baard rondliepen, kon hen niet van de gedachte afhelpen dat het dragen van een baard een teken van identificatie met opstandige wereldse elementen was. Misschien was het wel een beetje ondeugend van mij, maar ik wilde hun oprechtheid testen. Droegen en Jezus en de apostelen dan geen baard? Waarom zou een Getuige geen baard kunnen dragen. De kleingeestigheid en dwang van deze organisatie kwam nu duidelijk aan het licht. Na een tijdje onthief men mij van mijn 'ambt' in de gemeente. Mijn geestelijke vrijheid was mij meer waard dan een ambt!!! Het experiment had tot een duidelijk resultaat geleid dus kon ik mijn baard weer afscheren want ik vond het wel een gedoe, een baard goed te verzorgen. Scheren is veel simpeler!

Hoe is mijn leven verder verlopen. Omdat ik me nooit heb geïsoleerd van andere mensen, van niet-Getuigen, viel ik niet in een gat. Ik had genoeg mensen om mij heen. Weliswaar had mijn vrouw mij verlaten, dit stond los van mijn keuzes m.b.t. het wel/niet Getuige zijn, de kinderen wilden bij mij blijven wonen, ook in die zin was ik niet alleen.

Daarnaast was ik al eerder begonnen aan een studie, eerst aan een Hogeschool, daarna aan een Universiteit, beide studies heb ik voltooid. Dit kon door de fantastische medewerking die ik kreeg van mijn toenmalige werkgever die mij hiervoor in de gelegenheid heeft gesteld. Ik werkte in het onderwijs, ook daardoor had ik mensen om mij heen! Het werken met jongeren voelde ik nooit als 'werk' maar als een hobby waar ik geld voor kreeg, want ja, ik moest mijn boodschappenkarretje bij de Albert Heijn ook betalen, althans...de inhoud van het karretje. Later heb ik een schat van een vrouw leren kennen die ook een goede relatie met mijn kinderen, honden en katten heeft.

Zonder wrok kijk ik terug op mijn Getuigen-tijd. Ik heb daar lieve en goedwillende mensen leren kennen, de Theocratische School was een prima basis om grote groepen mensen te leren toespreken wat ik regelmatig deed in het kader van mijn werk, waaronder gastlessen aan Hogeschool en Universiteit.

De leiding van de Getuigen valt iets kwalijk te nemen, hun theologisch gemanipuleer, hun systeem van uitsluiting, hun macht en misbruik daarvan over goedwillende mensen.

Door gebrek aan kennis van de achtergronden en de geschiedenis van het Wachttorengenootschap, het gemanipuleer van de leiding, blijven veel Getuigen in de waan dat zij deel uit maken van God's Organisatie op aarde.

Natuurlijk kan ik nog meer argumenten geven waarom ik geen Getuige meer ben, maar dan zou het een boekwerkje worden. Ik heb een aantal hoofdpunten aangestipt. Naarmate ik meer op afstand was werden veel zaken duidelijker. Als praktiserend Getuige bestaat de neiging dingen goed te praten: "Overal is wel eens wat, etc." Dit belemmert een helder zicht!

Tot slot, ik ben nog steeds gelovig maar bevrijd van de wanen van het Wachttorengenootschap.

Joop

Voetnoten:

 

  1. ^ Uitgegeven in het Nederlands in 1953

comments powered by Disqus

Gerelateerd