Het exemplaar van de "Feitenverklaring"dat voor Hitler persoonlijk bestemd was, ging vergezeld van een door Joseph Rutherford en Paul Balzereit opgestelde brief waarin een korte toelichting van de standpunten van het Wachttoren Genootschap ten opzichte van Duitsland werd gegeven, en waarin nogmaals opgeroepen werd tot tolerantie van de activiteiten van Jehovah's Getuigen.
"Duitsland-vriendelijk"
De brief benadrukt ten zeerste de Duitsgezinde houding van het Genootschap door de jaren heen, en gaat hierin zelfs zover te verklaren dat de gevangenisstraf van Rutherford en de zijnen in 1918 uitsluitend een gevolg was van de weigering stelling te nemen tegen Duitsland:
“Het presidium van de Watch Tower Society in Brooklyn is Duitsland altijd bijzonder vriendelijk gezind geweest en is dit nog. In 1918 werden de president van het Genootschap en de zeven leden van de bestuursraad veroordeeld omdat de president weigerde twee door hem in Amerika uitgegeven tijdschriften voor oorlogspropaganda tegen Duitsland te gebruiken.”[1]
Stellingname tegen "leugenpropaganda" tegen Duitsland
Tevens, zo vermeldt de brief, heeft het Genootschap zelfs stelling genomen tegen de "leugenpropaganda" tegen Duitsland:
“Op gelijke wijze heeft het presidium van ons Genootschap in de laatste maanden niet enkel geweigerd aan de leugenpropaganda tegen Duitsland deel te nemen, maar heeft er zelfs stelling tegen genomen, zoals dit ook in de bijgevoegde Verklaring benadrukt wordt, door de verwijzing dat de kringen die de leugenpropaganda in Amerika leiden (Handelsjoden en Katholieken), daar ook meest rigoreuze vervolgers van het werk van ons Genootschap en haar presidium zijn. Door deze en andere vaststellingen in de Verklaring moet de beschuldiging dat de Bijbelonderzoekers door de Joden worden ondersteund, worden afgewezen.”[2]
Lectuur richtte zich enkel op Duitsland's vijanden
Eén van de claims van het Wachttoren Genootschap is, dat men in de lectuur reeds sinds 1929 waarschuwde en stelling nam tegen het nationaal-socialisme. In de brief wordt echter verklaard:
“Met verwijzing naar de naar verluid harde taal van onze lectuur volgden enkel verboden van onze boeken. Het congres der vijfduizend afgevaardigden verwees daarom naar het feit, dat de desbetreffende inhoud der boeken enkel betrekking heeft op situaties en gebeurtenissen in het Anglo-Amerikaanse wereldrijk, en dat zij - in het bijzonder Engeland - uiteindelijk voor de Volkerenbond en de Duitsland opgelegde onrechtvaardige verdragen en lasten verantwoordelijk te houden zijn. Het hierboven van onze lectuur gezegde richt zich dus - volledig, zowel in financiële, politieke of ultramontane zin - tegen de onderdrukkers van het Duitse volk en land, maar geenszins tegen het onder deze lasten zuchtende Duitsland, zodat de ingestelde verboden absoluut onbegrijpelijk zijn.”[3]
Nooit hadden Jehovah's Getuigen zich in hun lectuur tegen Duitsland, en dus haar regering, gekeerd, zo werd gesteld, in tegendeel, het stelde juist Duitslands vijanden aan de kaak.
Wachttoren weergaven van feiten aantoonbaar misleidend
Over de intentie van de "Verklaring" laat ook de brief geen misverstand bestaan. Jehovah's Getuigen zijn Duitsland vriendelijk gezind, en veroordelen met haar haar vijanden, de Volkerenbond, en in het bijzonder Engeland. Banden met Joden worden nogmaals ontkend, en voor de vrijheid van uitoefening van hun geloof wordt een beroep gedaan op door Adolf Hitler zelf ingestelde principes, met de verwijzing dat de door Jehovah's Getuigen aangehangen princpes niet tegen het "zinnelijkheid- en moraliteitsgevoel van het Germaanse ras" in gaan.
Het beeld wat het Wachttoren Genootschap in later jaren in haar publicaties tracht te schetsen van haar eigen standpunt ten opzichte van het nazi-regime is aantoonbaar misleidend.